Soms zijn beurzen echte aanraders. Zowel de Limbeurs, als de beurs in het Alpheusdal, als de beurs in Ekeren, hebben ons enkele leuke huisgenoten opgeleverd. Zo kochten we op Aquamarkt een tiental Neocaridina sp. voor een spotprijsje. Deze dwerggarnaaltjes waren transparant en uiterst ijverig. Ze werden ondergebracht in een plantenaquarium van 40 liter inhoud en niet lang daarna droegen de vrouwtjes hun eerste eieren.
Allemaal goed en wel, maar informatie zoeken over deze Neocaridina sp. was minder evident. Boeken erover had ik niet, en het Internet vermeldde tientallen soorten die amper van elkaar te onderscheiden waren. Maar misschien lukte het als ik foto’s ging vergelijken met onze garnaaltjes. Natuurlijk stonden de meest gelijkende foto’s op Japanse sites, en aangezien ik deze taal niet onder de knie heb, hielp dat me geen stap verder. Op andere sites werd Amano Takashi vermeld. Deze man kon aquaria in juweeltjes omtoveren. En wat was zijn geheim? Hij werd geholpen door een ploeg Neocaridina-tuinmannetjes (N. japonica)
Een Duitse site hielp me terug in de juiste richting te zoeken en uit de beschikbare gegevens concludeerde ik dat onze garnalen wel eens Neocaridina denticulata sinensis zouden kunnen zijn.
Het volledige artikel is enkel toegankelijk voor leden. Log in op het ledengedeelte voor toegang.
De N. denticulata sinensis of rugstreepgarnaal heeft, zoals de Nederlandse naam al verraad, een streep op zijn rug. De Zuidoost-Aziatische garnalen zijn erg variabel van kleur, die verandert naargelang hun stemming. Zo zijn de garnalen in de plantenbak meestal doorzichtig, maar zijn garnalen in het aquarium met betta’s, corydoras, … vaak zeer donker tot zwart gekleurd met een melkwitte streep op de rug. Ook honingtinten, een roodbruine kleur, of een duidelijke groene, of zelfs blauwe schijn zijn mogelijk
Voor wie deze beestjes toch niet speciaal genoeg zijn, is er nog een vuurrode variëteit: de Red Cherry. Dit is geen gekweekte kleurslag, noch een kunstmatig bijgekleurde rugstreepgarnaal, maar een gril van de natuur, die ontdekt werd in een Taiwanese stroom. Bij stress kunnen ze erg bleek uitslaan, maar in een aquarium (met voldoende licht) komt de rode kleur goed tot zijn recht.
Dit garnaaltje wordt ongeveer 2,5 cm lang. Ze worden niet zo oud: een Neocaridina van 1,5 jaar oud heeft een gezegende leeftijd bereikt.
Deze kleine kreeftachtige heeft ook een bijnaam: de invasiegarnaal. Geen paniek! Hoewel ze snel voor nakomelingen zorgen, is dat de reden voor hun bijnaam niet. Ze worden alleen maar invasiegarnalen genoemd, omdat ze zich zo snel onder de Europese aquarianen verspreid hebben.
Er zijn tientallen redenen waarom ze zo populair zijn. Ten eerste zijn het zeer ijverige tuinmannetjes in het aquarium. Ze zijn effectief tegen algen, maar je mag geen wonderen verwachten. Als je een paar garnaaltjes in een volop bealgd aquarium zet, zullen ze zeer vlijtig de jonge algjes verorberen. Maar de oude, taaie algen zijn vaak geen partij voor de Neocaridina. Deze garnaaltjes werken dus eerder preventief.
Naast algen staan ook plantenresten, restjes visvoer, en dgl. op het menu. Geen moeilijke kostganger dus! Als er geen algen meer voorradig zijn, moeten ze af en toe bijgevoerd worden (bvb. met spirulina-tabletten).
Hun aanpassingvermogen in het aquarium is bijzonder groot. De waterwaarden zijn om het even voor deze zoetwatergarnalen, en zelfs de temperatuur is van weinig belang. De Neocaridina denticulata doet het prima in 18-26°C warm water, maar ook in water waarop een dikke ijslaag ligt, overleven ze. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien hun uitgebreide verspreidingsgebied niet alleen uit tropische gebieden, maar ook uit koude streken bestaat. Temperaturen boven de 30°C worden niet goed verdragen.
Hun populariteit is ook te danken aan hun snelle voortplanting. Als de diertjes een half jaar oud zijn, zijn ze geslachtsrijp. Al snel zullen de vrouwtjes -die in de regel iets groter zijn dan de mannetjes- eieren dragen. In het begin zijn de eitjes donker gekleurd, maar stilaan worden ze lichter en meer hoornachtig van kleur. De eieren zijn vrij groot. Als de jongen uitkomen, zijn ze een halve centimeter groot en lijken ze echte miniatuurtjes van de volwassen garnalen. In een aquarium dat bevolkt wordt door vissen, maken de babygarnaaltjes weinig kans. Enkel als er veel fijnbladige plantjes aanwezig zijn, zullen er garnaaltjes overblijven. Vrouwtjes met eieren er (voorzichtig) uit vangen, levert de meeste jongen op. Een apart kweekbakje -een plantenkweekbak is hier uitstekend geschikt voor- is natuurlijk ook een mogelijkheid. Als dank voor dit onderkomen zullen de tientallen garnaaltjes uw planten algenvrij houden.
Als de garnaaltjes “in staking” gaan en er geen eieren meer geproduceerd worden, kan een waterverversing met koud water (10°C) wel eens helpen.
Door vissen worden deze kreeftachtigen als voedsel beschouwd. Platy’s en neons bijvoorbeeld, zullen alleen de kleintjes verorberen, maar de meeste cichliden spelen ook de volwassen garnalen naar binnen. Zomaar vissen en dwerggarnaaltjes combineren, gaat dus niet. Als u in het bezit bent van grote of roofzuchtige vissen, is een groepje Neocaridina in het aquarium geen optie. En ook bij kleine vissen moeten de garnalen over schuilplaatsen kunnen beschikken, want vlak na de vervelling is het uitwendige skelet nog week, en erg kwetsbaar. Dit pantsertje is namelijk hun enige verdedigingsmiddel, aangezien ze niet over een stel scharen beschikken. En zelfs de meest vredelievende gup zal geen ‘nee’ zeggen tegen een hapje kreeft.
Zelfs in het aquarium zijn garnalen dus niet veilig. Maar vissen vormen niet het dodelijkste gevaar. De grootste bedreiging komt uit de chemische hoek. Hebt u een zieke vis in het aquarium met Neocaridina, behandel deze dan in een quarantainebakje. Medicatie en andere chemicaliën, en vooral als er zware metalen (koper!) aan zijn toegevoegd, betekenen het einde voor deze ongewervelden. Anti-alg-producten bevatten vaak het dodelijke koper. Maar met algenetende Neocaridina in de buurt, zijn deze middelen natuurlijk totaal overbodig!
Zoetwatergarnalen, en dan vooral de dwergsoorten, zijn tegenwoordig erg populair. En terecht! De groep liefhebbers groeit in een snel tempo. Maar ja, een groep tuinmannetjes die in het aquarium hun werk doen en weinig (algjes, restjes visvoer, enkele schuilplaatsjes, het vermijden van chemicaliën) in de plaats eisen, zijn meestal wel gewenst. En als ze er dan nog leuk uitzien, is dat mooi meegenomen.
Freya Ledegen