Dit scholenvisje bij ons ook beter bekend als kegelvlekbarbeel werd al door menig aquariaan gehouden. Een plezier om te houden!
Cyprinidae Onderfamilie Rasborinae
Vindplaatsen:
De Rasbora heteromorpha wordt aangetroffen in Thailand, het vroegere Siam, op het schiereiland Malaka en ten oosten van het eiland Sumatra.
In beken en in overstromingsgebieden is deze Rasborasoort vrij algemeen.
De genoemde gebieden behoren tot de Maleise Archipel.
Deze streken, ofschoon tot het Indische moessongebied behorend, onderscheiden zich wat het klimaat betreft, belangrijk van het Indische. Omdat vooral de zuidelijke streken reeds geheel in ’t bereik van de Australische winden liggen.
Deze winden noemt men de passaten die tweemaal in het jaar van richting veranderen, waardoor de moessons of jaargetijden ontstaan, welke het leven in de tropen bepalen.
Onder het begrip moesson dient het volgende te worden verstaan:
- Moesson van het Arabische woord Mausin = jaargetijde
- Is de naam die wordt gegeven aan de windsystemen die voortkomen rond de grote continenten
- Waarbij een periodieke afwisseling in de richting van de wind het meest opvallend verschijnsel is.
De verklaring van moessoncirculatie is de volgende:
In de winter van het betrokken halfrond koelt de lucht boven het land sterker af dan die boven de zee. Daardoor krimpt de lucht boven het land in, hetgeen voor gevolg heeft dat in de hogere niveaus de druk daalt en er lucht toestroomt. De totale hoeveelheid lucht boven het land wordt daardoor groter. Met andere woorden, er ontstaat aan de grond een hoog drukgebied (luchtdruk). Ten gevolge van deze hoge druk stroomt in de onderste laag (1 tot 2 km) de lucht van het continent naar de zee.
In het zomer halfjaar vindt het omgekeerde verschijnsel plaats. De lucht boven het land zet door de sterkere verhitting meer uit dan boven de zee. In de hogere niveaus stroomt lucht weg en aan de grond ontstaat een lage drukgebied, waardoor de lucht van de zee wordt aangezogen.
Het Australische moessongebied is gekenmerkt door de wintermoesson met Zuid-Oost passaat. Kenmerkend is de gelijkblijvende temperatuur het hele jaar door.
De gemiddelde jaartemperaturen schommelen overal tussen de 23 en 27 °C.
De warmste maand is Mei, terwijl de koelste Januari is.
De grootste warmte wordt waargenomen tijdens de maanden April en Mei en de koudste zijn November en Februari.
De streken liggen in het tropische regengebied, met een neerslag van boven de 2000 mm per jaar, hetgeen wil zeggen dat deze gebieden de regenrijkste van gans Azië zijn.
Als men bedenkt dat bijv. Padang, op het eiland Sumatra, een jaarlijkse neerslag kent van 4576 mm, terwijl België, dat toch een regenrijk land is, een neerslag heeft van enkel 750 mm per jaar, dan kan men zich een idee vormen van de hoeveelheid water die op de Maleise Archipel neerkomt.
Het zijn niet de temperaturen welke het leven in het water van de tropen bepalen, maar wel de regenperioden.
Als in die industriearme streken massaregens de rivieren en beken doen zwellen en het land overstromen, dan verandert de samenstelling van het water aanzienlijk. Het water wordt zachter en de pH stijgt, met andere woorden het water wordt minder zuur, waardoor de micro-organismen de gelegenheid krijgen om sterk te ontwikkelen.
Dan begint het leven in en rond het water.
De vissen paren en het jongbroed vindt overvloed van voedsel. Het is in zulke omgeving dat de Rasbora heteromorpha veelvuldig wordt gevonden in alle soorten beekjes, moerassen en afwateringskanalen waaraan de landen zeer rijk zijn en overstroomde gebieden en vijvers.
Ladiges ving heteromorpha’s in een moeras in de omgeving van Medan op Sumatra, tussen rubberplantages.
De diepte bedroeg op sommige plaatsen 60 cm ofschoon het ganse moeras aan de brandende zon blootgesteld was.
Het verdampte water werd steeds aangevuld door talrijke afwateringskanalen welke er in uitmonden.
De temperatuur bedroeg 20 °C, de bodem was zacht en modderig. Het water vertoonde eigenschappen die wijzen op toevoeging van afvalwater uit menselijke nederzettingen.
Als planten werden gevonden:
Varens, grassen en araceeën in het vrije water, terwijl het moeras op sommige plaatsen ondoordringbaar was tengevolge van dooreengegroeide wortels en takken van omgevallen bomen.
De samenstelling van het water was als volgt:
herkomst Medan op Sumatra
- helderheid: troebel
- kleur: geelachtig
- reuk: rook naar modder
- reactie: zuur Ph. 6 I
- hardheid: 2.4 DH
Alfred H.Marsack onderzocht verschillende wateren in de staat Johore op Malakka en vond daar de Rasbora heteromorpha in schaduwrijke, langzaam stromende beken met helder water en rode zandkiezelbodem.
De pH van het water was zuur , terwijl de hardheid 2 DH bedroeg.
De gegevens komen overeen met deze van Ladiges, wat de samenstelling van het water betreft, maar het milieu wijkt sterk af van de beschrijving van het moeras bij Medan.
Men kan dus besluiten dat de Rasbora heteromorpha een groot verspreidingsgebied heeft, in alle milieu’s thuis hoort, maar met nagenoeg overal dezelfde water samenstelling.
Beschrijving:
De vis is een van de meest gewilde van het geslacht Rasbora.
De lichaamsvorm wijkt geheel af van de gewone Rasbora-vorm, welke doorgaans slank is.
Bij de heteromorpha is het lichaam meer gedrongen en heeft ongeveer de vorm van een ruit. De naam wijst trouwens op deze afwijkende vorm, daar heteromorpha “anders gevormd” betekent.
In het aquarium bereiken de dieren een lengte van 4 tot 5 cm terwijl ze in de vrije natuur iets kleiner blijven. Misschien omdat de vissen in de natuur het ganse jaar paren en zodoende niet tenvolle kunnen uitgroeien, terwijl ze in het aquarium zelden tot paren overgaan.
Wat de heteromorpha betreft bestaan er in feite twee verschillende soorten, maar aangezien wij een dezer vormen zelden in het aquarium aantreffen, volstaat de kleurbeschrijving van de bekende soort.
De grondkleur is lichtbruin, de rug groenblauw, het ganse lichaam is met een oranjegouden waas overgoten.
Op het achterlichaam bevindt zich een blauwzwarte , wigvormige, vlek waaraan de vis zijn, bij ons ingeburgerde naam ‘kegelvlekbarbeel’ of ‘driehoekvis’ te danken heeft.
Deze vlek vormt als het ware het sieraad van de dieren, want prachtig steekt het blauwzwart van de driehoek af tegen het goudoranje lichaam.
Als men dan nog weet dat boven de wig een goudglanzende streep loopt, bij de man het opvallendst, dan moet men tot de conclusie komen dat deze soort wel een van de mooiste is van het geslacht Rasbora.
De rugvin begint halverwege tussen mondopening en staartwortel. Zij is aan de basis rood, de eerste stralen zijn donkerder en de laatste nagenoeg kleurloos.
De aarsvin begint achter de laatste straal van de rugvin.
De staart is aan de basis rood, maar het uiteinde lichter.
Borst- en buikvinnen zijn kleurloos. De oogiris is oranje gekleurd. De tweede vorm is meer roodbruin, terwijl de iris van het oog roze is.
De vissen werden voor het eerst in 1906 in Europa ingevoerd.
Geslachtsonderscheid
Een sluier heeft lang over het geslachtsonderscheid van de Rasbora heteromorpha gehangen en de meningen van de liefhebbers waren hierover sterk verdeeld.
Zo zet men vijf verschillende gegevens vooruit en wel de volgende:
Bij schijnparingen in het gezelschapsaquarium is een groot verschil merkbaar tussen de helrode vinnen van de man en de meer roze van de vrouw.
Zulks is mij tot op heden nog niet opgevallen, daar de vinnen van de beide geslachten dezelfde kleur vertonen.
De buikpartij van de vrouw is breder en meer doorgezakt, vooral bij de kweekrijpe vrouwtjes.
Dit is volgens mij de juiste manier om de vrouwtjes te onderscheiden. Wanneer de wijfjes eieren ontwikkelen, kan men deze bij opvallend licht zien doorschemeren.
De voorkant van de kegelvlek is bij de vrouw bol, bij de man hol. De punten zijn bij de laatste sterk naar voren gericht, zodat de onderste zelfs de buikzijde raakt. (vlgens Arnold en Stuwe)
Deze aanduiding is de meest ingeburgerde van alle, maar sinds Hoedeman dit verder heeft onderzocht, is deze gemakkelijke eenvoudige manier waardeloos geworden.
Hij onderzocht 22 exemplaren, 14 hiervan hadden een naar voren lopende onderste punt aan de wigvlek.
Hij stelde vast dat het 9 mannetjes en 5 vrouwtjes waren.
De andere, waarvan de voorkant van de kegelvlek bol was waren wijfjes.
Van de 22 stuks waren er 3, waarbij de bovenste punt van de vlek naar voren doorliep:
– het waren 2 wijfjes en een mannetje.
Hoedeman ondervond ook dat de Rasbora heteromorpha tot die vissen behoren, waarbij intersex veel voorkomt.
Tussen 9 mannetjes werden 4 exemplaren aangetroffen waar nog overblijfselen van een eierstok zichtbaar waren.
Hieruit is het besluit te trekken dat de vorm van de kegelvlek niet steekhoudend is bij het bepalen van de geslachten.
Het achterlichaam is bij doorvallend licht bij de man niet, bij de vrouw wel doorzichtig.
Van de vooropgezette meningen is dit de minst steekhoudende, daar bij alle vissen bij doorvallend licht, het achterlichaam min of meer doorzichtig is.
Bij de man is de iris van het oog vuurrood, bij de vrouw oranje gekleurd.
Hier spelen waarschijnlijk de twee afwijkende vormen in kleur een misleidende rol. Daar bij de ene soort de oogiris oranje is en bij de ander roze, bestaat de mogelijkheid dat de twee vormen aanzien werden als het verschil tussen man en vrouw.
Samenvattend is het besluit hieruit te trekken dat alleen de tweede manier de juiste is, waaraan nog kan toegevoegd worden dat bij opvallend licht de goudgeel glanzende streep boven de kegelvlek, bij de mannetjes meer sprekend is dan bij de vrouwtjes, daar deze streep bij hen minder opvallend is en zelfs bij enkele exemplaren geheel zal ontbreken.
Verzorging
Willen wij nu Rasbora heteromorpha houden, dan kunnen we aan de hand van voorgaande gegevens een tweetal aquaria inrichten, die niet alleen prachtig zijn, maar tevens ideale aquaria voor studiedoeleinden.
Houden we ons eerst aan de gegevens van Dr.Ladiges aangaande het moeras bij Medan.
Voor liefhebbers van turf en kurkschors bestaat hier de mogelijkheid hun fantasie terdege uit te werken, daar zij met dit materiaal het aquarium kunnen versieren naar eigen smaak en goeddunken.
Een bak van 80x40x40 leent zich uitstekend voor deze doeleinden.
Een enigszins lichte standplaats is gewenst. De bodem zal bestaan uit een tamelijk dikke laag rijnzand, waar overheen een laag ingewaterde, uitgekookte en nagespoelde turfmolm.
Dit om het uitzicht te krijgen van een laag humus, wat Dr.Ladiges aangeeft.
Aan het water zal degelijk aandacht dienen te worden besteed, daar dit zoals de ondervinding heeft geleerd, het voornaamste punt is bij het houden van probleemvissen, waarvan Rasbora heteromorpha een uitgesproken voorbeeld is.
Volgens wateranalysen uit het verspreidingsgebied van de vissen, zou het water niet harder dan 3 °DH mogen zijn en tevens met een lage pH waarde.
Zo natuurgetrouw hoeven we dit nu ook weer niet samen te stellen, doch harder dan 6 °DH zou het water niet mogen zijn, willen we tenminste langere tijd genieten van onze vissen.
De pH zal door inbrengen van de hoeveelheid turf wel enigszins onder 7 liggen.
Met kurkschors kunnen we nu prachtige combinaties verwezenlijken, welke zullen afhangen van de smaak en kunstzin van de liefhebbers.
Wat de beplanting betreft, hierin zal men het natuurlijke niet uit het oog mogen verliezen.
Dr.Ladiges spreekt van grassen, varens en araceeën. Om deze reden kan men de bak beplanten met een combinatie van eikebladvaren, cryptocorynen en naaldgras.
Dit is wel geen groot assortiment planten, maar men moet bedenken dat het een klein aquarium is, waarvan het natuurlijke uitzicht verloren zal gaan door het inbrengen van meerdere soorten planten, en dat is de bedoeling niet.
Men moet er naar streven om een zo natuurlijk mogelijk geheel te verwezenlijken van planten en dieren.
Dus in dit geval zijn 3 soorten planten meer dan voldoende.
Als men er nu nog zorg voor draagt om de beplanting zo aan te brengen, dat men in het midden van het aquarium een flinke zwemruimte open laat, waar de vissen zich meestal zullen ophouden, dan heeft men het gepaste milieu geschapen om Rasbora heteromrpha in onder te brengen.
De temperatuur zal rond de 24 °C dienen gehouden te worden en er zal voldoende levend voedsel moeten ter beschikking staan om de vissen hun optima te geven.
Het is aan te raden in dit geval geen doorluchting te geven.
Dit in tegenstelling tot het aquarium dat we zouden inrichten volgens de gegevens van Alfred H.Marsack, met betrekking tot de langzaam stromende beken in de staat Johore. Hier mag deze doorluchting niet ontbreken om een lichte stroming in het aquarium te bekomen.
Zulke bak bak moet nu eenmaal anders ingericht worden en we zouden dit kunnen doen op de volgende manier: alle maten dezelfde als voorgaande, dus 80x40x40.
Als bodem eveneens rijnzand, doch hier laten we de turf achterwege en bedekken het zand met een laag fijne rode zandkorrels.
Daar het materiaal zeldzaam is en in de handel praktisch niet verkrijgbaar, kunnen we gebruik maken van fijn geklopte lavasteen. Deze soort is kalkvrij en heel poreus, hetgeen het fijn kloppen ten zeerste vergemakkelijkt.
Tevens bestaat er gevaar dat de stoffen in het aquariumwater zouden oplossen, wat de samenstelling hiervan zou kunnen veranderen.
We mogen desnoods gebruik maken van een paar grillig gevormde stukken, teneinde het esthetisch uitzicht te verfraaien.
De standplaats mag niet te licht zijn. Aangezien Marsack spreekt van overschaduwde beken mag dit niet uit het oog verloren worden bij deze vorm van inrichting.
We zullen hier moeten gebruik maken van een uitsluitend cryptocorynen beplanting, die weinig licht verlangt.
Er is met deze planten een prachtig geheel te vormen. Vooral waneer de crypto’s beginnen te groeien zal men verbaasd zijn over het effect dat deze, nochtans eenzijdige, beplanting zal geven.
Zoals in het vorige aquarium zal het water dezelfde samenstelling moeten hebben. Het is daarom aan te raden af en toe eens over turf te filtreren door middel van een turffilter, teneinde het aquariumwater de gewenste zuurtegraad te geven.
Nu de visbezetting
Aangezien de meeste liefhebbers het houden van één enkele soort vissen in het aquarium niet wensen, kunnen we de Rasbora heteromorpha het gezelschap geven van enkele andere soorten welke in het areaal van de kegelvlekbarbeel worden gevonden.
Deze zijn in het moeras bij Medan:
Rasbora pauciperforata, Rasbora trilineata, Rasbora maculata, Brachidanio albolineatus, Barbus partipentazona, de Betta en nog vele andere.
Dit zijn zoal de vissen waaruit men een keuze kan doen.
Er worden nog wel andere soorten aangetroffen, doch deze zijn ofwel te groot, wat het esthetisch uitzicht schaadt, ofwel in de handel niet verkrijgbaar.
Wat de visbezetting in de beken betreft, het aquarium nummer twee dus, hier kan men buiten Rasbora heteromorpha nog Rasbora maculata, Barbus hexazona en Barbus oligolepus nemen.
Deze 4 soorten in een aquarium met rode zandsteen als bodembedekking en een beplanting van crypto’s, moet wel het neusje van de zalm zijn.
Zulke bak zal de liefhebber een bron van natuurgenot en tevens een dankbaar object tot studie geven.
(Wie zet zo’n bakje op onze tentoonstelling?)
Kweek
Het is praktisch onverklaarbaar dat het zolang geduurd heeft om van een visje als Rasbora heteromorpha, waarvan de vindplaatsen en het levensgebied zo duidelijk worden omschreven en dat reeds sedert 1906 ingevoerd werd, voldoende nakweek te bekomen.
Men kende reeds lang de manier waarop de dieren hun eieren afzetten, maar steeds waren deze niet levensvatbaar of de larfjes stierven in het gunstigste geval reeds na enkele uren.
Een nestje van een paar exemplaren werd reeds schitterend beschreven.
Nu zijn we zover dat we kunnen spreken van kweken van om en bij de honderd stuks, dank zij de aandacht die men aan de samenstelling van het water schenkt.
Dit begrijpt men onmiddellijk aangezien de Rasbora heteromorpha in zacht en zuur water leeft. Het is om die reden dat men wel moest zoeken in deze richting.
Wat waren nu de oorzaken waarom de eieren van genoemde vissen niet uitkwamen, beschimmelden, of eenvoudig na een paar uur oplosten en verdwenen
De eieren van probleemvissen zijn zeer vatbaar voor allerlei stoffen die, eventueel, in een kweekbak kunnen aanwezig zijn.
In het geval dat het water hard is, dus een grote hoeveelheid calcium en magnesium bevat, kunnen deze zouten zich als een laag op de eitjes vastzetten.
Het eiomhulsel wordt hierdoor te hard en de larfjes kunnen de schaal bij het uitkomen niet doorboren.
Vandaar dat de eitjes soms wel zichtbaar blijven, maar niet uitkomen.
Wat is nu de oorzaak dat de eieren na verloop van tijd spoorloos verdwijnen?
Men kan hiervoor de volgende verklaring geven:
We weten reeds allen dat de lagere organismen, zoals bacteriën, infusoriën en andere, in alkalisch water snel vermenigvuldigen.
Terwijl in zuur water, dus met een pH lager dan 7, deze vermenigvuldiging sterk geremd wordt.
In water met pH lager dan 5 kunnen deze organismen zich niet handhaven en sterven na enkele minuten af.
Nu doet zich het volgende in de kweekbak voor:
Nemen we alkalisch water voor de kweek van Rasbora heteromorpha, dan komen schadelijke bacteriën in de kweekbak tot ontwikkeling.
Deze vermenigvuldiging gaat zeer snel door het feit dat ze niet alleen een gunstig milieu vinden (alkalisch water), maar tevens door de duizenden mannelijke spermadiertjes die de parende vissen in het aquariumwater brengen
Deze spermadiertjes sterven snel af en gaan in ontbinding.
De ontbonden stoffen vormen een gunstige voedingsbodem voor de lagere organismen, met als gevolg een niet te stuiten ontwikkeling.
Deze schadelijke bacteriën zetten zich vast op de eieren, doorboren het eivlies, waardoor het water in de eieren binnendringt en het eigeel doet stollen.
Na verloop van tijd lossen de eieren op en verdwijnen.
Sommige auteurs nemen dit niet aan en schrijven het verdwijnen in de allereerste plaats toe aan de osmotische druk. De opgeloste stoffen in de eitjes en de wateroplossing oefenen op elkaar een kracht uit, waardoor stoffen uit de eieren worden getrokken en omgekeerd.
Water en andere opgeloste stoffen kunnen in het ei binnendringen, waardoor geen juist evenwicht blijft bestaan in de samenstelling van het ei.
De wand kan verslappen of barsten en het ei valt ten prooi aan micro-organismen.
Het staat ook vast dat de kalkeiwitten die in eitjes veel voorkomen, kunnen neerslaan.
We kunnen hieruit de gevolgtrekking maken dat het niet voldoende is dat het water zacht is, het moet tevens zuur reageren om een gunstig milieu te scheppen voor die lagere organismen, welke schadelijk zijn voor eitjes en jongbroed.
Laat ons nu eens systematisch te werk gaan en eens zien hoe we zullen moeten handelen om ons met succes aan de kweek van Rasbora heteromorpha te wagen.
Kweekbak
Deze zal vanzelfsprekend zo verzorgd mogelijk moeten zijn, dus een zuiver aquarium. Als maten volstaan 40x20x20.
De bak wordt met heet water terdege schoongemaakt en vervolgens tot op volle hoogte gevuld met leidingwater.
De pastille permagnaat wordt in het water opgelost en de dekruit, thermostaat, verwarmer en eventueel andere hulpmiddelen worden aangebracht.
Enkele uren later is de ontsmetting voldoende en wordt alles nog eens duchtig nagespoeld.
Zo is het kweekbakje klaar voor gebruik.
Standplaats
Het aquarium zal zo moeten opgesteld worden dat er een weinig zonlicht kan doordringen, omdat de Rasbora heteromorpha doorgaans bij heldere dagen tot paren overgaat.
Bodembedekking
Op de bodem zal een laag, gekookt en onthard, rijnzand aangebracht worden.
Dit ontharden doet men als volgt:
Men giet het zand in een afgedankt volglasaquarium
Voegt hierbij zoveel water tot het zand juist onder staat
Vervolgens giet men er een hoeveelheid zuiver zoutzuur op. Het zand zal beginnen bruisen (= sterk vergif)
Houdt dit op, dan moet het zand zo lang nagespoeld worden, tot al het zoutzuur verdwenen is.
Om dit te onderzoeken doet men enkele druppels methyloranje bij het te onderzoeken water. Kleurt dit rood, dan is er nog niet voldoende gespoeld.
Kleurt het geel, dan is het zoutzuur verdwenen en het zand kalk- en magnesiumvrij.
Er bestaat nu geen gevaar meer dat er hardheidsbepalende stoffen, uit het zand, in het aquariumwater in oplossing zullen gaan.
Indien de vissen uit een aquarium komen met turf als bodembedekking, dan zullen we in de kweekbak een laag, zuiver uitgekookte en nagespoelde turf moeten aanbrengen.
In het andere geval, dus het aquarium met geklopte steen, zal er voor een bodem met dezelfde steensoort moeten gezorgd worden.
Deze voorzorgen neemt men om de vissen, aanstonds na het overzetten, ongeveer hetzelfde milieu te geven als in het gezelschapsaquarium.
Het water
We zullen dus naar een watertje moeten uitzien dat niet alleen zacht is, doch tevens zuur zal moeten zijn.
De hoofdzaak is dat men water bekomt van 1 tot 2 °DH en een pH van 6.
Deze samenstelling moet enigszins benaderd worden.
Beplanting
Het bakje zal niet dicht mogen beplant worden. Maar Cryptocoryne, Ludwigia en Hygrophila zullen niet mogen ontbreken, daar de vissen hun eieren afzetten aan de onderkant van deze planten.
Temperatuur
Deze houden we rond de 26 tot 27 °C.
Het kweken
Als we de gegevens hebben in acht genomen, is het kweekbakje klaar en kunnen de kweekdieren overgezet worden.
We nemen hiervoor geen te oude dieren, daar jonge heteromorpha’s vlugger tot paren overgaan.
Een paartje wordt ’s avonds in het aquarium losgelaten en nu maar afwachten.
Het kan soms wel eens een paar dagen duren eer de vissen tot paren overgaan.
Dit paren is een prachtig schouwspel:
het mannetje zwemt steeds boven het wijfje en tracht het naar de planten te sturen
na soms vele en lange schijnparingen worden de eitjes afgezet
de dieren hangen onderste boven
het vrouwtje onderaan tegen een blad, terwijl het mannetje de staart over de rug van het vrouwtje kromt en haar omstrengelt
na hevig trillen worden er een aantal eieren afgezet. Dit varieert van enkele tot een vijftiental per paring.
de eieren zijn tamelijk groot en enkele blijven er aan een blad kleven, terwijl er een aantal op de bodem vallen
de parende vissen durven soms wel een paar eitjes ophappen, maar uitgesproken eier eters zijn het niet
het paren kan enkele uren duren, waarna men de oudjes uit het bakje schept met een zuivere vangklok.
Verzorging van de eieren
Het aquarium wordt nu degelijk met een dubbele laag krantenpapier tegen het licht afgeschermd.
Dit blijft zo vier dagen staan, waarna men de afscherming ’s avonds in ’t duister wegneemt. Zodoende komt er ’s morgens van de vijfde dag geleidelijk daglicht.
De larfjes zwemmen vrij rond, zijn tamelijk groot en moeten nu gevoederd worden.
De opfok
De drie eerste dagen wordt klein vijverplankton, gezift door fijn nylongaas, gegeven.
Vervolgens ietwat grover gaas gebruiken om te ziften en dat te voeren.
Steeds het voeder iets groter geven.
Na 6 weken kan reeds alle soorten voedsel toegediend worden.
De vissen zijn dan gans gekleurd en prachtig is de aanblik van een schooltje Rasbora heteromorpha?s.
Bijzonderheden
Rasbora heteromorpha is een visje dat moeilijk tot paren overgaat
Waarvan de eieren zeer gevoelig zijn, maar waarvan de jongen geen moeilijkheden bieden om groot gebracht te worden
Het is zelfs mogelijk om een nestje groot te brengen, door vanaf de eerste voederdag reeds, pas uitgekomen, Artemia te voederen, zonder eerst vijverplankton toegediend te hebben.
De jonge visjes houden zich voornamelijk op in de open zwemruimte van het aquarium, verschuilen zich niet tussen de planten en kunnen zodoende goed waargenomen worden.
Wel beschouwd kunnen we Rasbora heteromorpha kweken, zij het niet op zulk een eenvoudige manier als bijv. Barbus conchonius, maar met een weinig moeite en oplettendheid gaat het toch uitstekend!!!
’n Ouwe Panchax
Noot: de huidige naam van de kegelvlekbarbeel is gewijzigd in Trigonostigma heteromorpha: ichtyologen
hebben ze ingedeeld in een aparte soort.