Ontdekt door de botanicus C.M?ller kreeg de plant in 1851 de naam Hypnum dubyanum. In 1908 werd een revisie van de soort uitgevoerd door Brotheus.
Vesicularia wil zeggen ‘bedekt met blaasjes’ en dubyana verwijst naar de Zwitserse botanicus J.E.Duby.
De plant behoort tot de Hypnaceae of de Slaapmosfamilie en komt voor in India, Maleisië, Java en de Filippijnen. Daar groeit ze op droge en vochtige plaatsen op de bodem, boomstammen en rotsen, aan de oevers van rivieren met wisselende waterstand.
Het is een bladmos met dunne stengels en twee rijen kleine lancetvormige bladeren, die tot 4 mm lang kunnen worden. De plant hecht zich met rhizoiden (wortelharen) aan stenen, hout of steen. De zachte stengel vertakt zich rijkelijk en vormt zo donkergroene dichte kussens op voorwerpen of tegen de achterwand van het aquarium. Het is een sporevormend mos, met een roodbruine kapselsteel van 1.5 tot 3 cm en een kapsel van 1 tot 1.5 mm lengte. De kapsels ontwikkelen zich zowel emers als submers met een rijpingstijd van de sporen die tot 2 maanden kan uitlopen.
De plant is tevreden met een bescheiden belichting van 25W/100l, een temperatuur van 20-30 °C, een carbonaathardheid tussen 2 en 15 °dH en een zuurtegraad van 5.8 tot 7.5.
Wat de vermeerdering betreft: elk afgebroken takje groeit verder. Omdat de plant een zeer beperkte lichtbehoefte heeft is ze zeer geschikt om in kweekbakjes als afzetsubstraat te dienen. Bovendien kan bij microscopisch onderzoek gezien worden dat de plant een toevlucht vormt voor talrijke eencelligen, die de eerste dagen als voedsel voor de jonge visjes kunnen dienen.
De plant is door zijn fijne structuur gevoelig voor vervuiling, ze is gelukkig sterk genoeg, zodat ze zonder meer kan gespoeld worden om het zweefvuil te verwijderen.